Skip to main content

Full text of "USPTO Patents Application 10550607"

See other formats


.^fCQNINKRiJK BELGiE 



MINISTERIE VAN ECONONISCHE ZAXEN 



UITVINDINGSOCTROOI 



PUBLICATIENUMMER 

INDIENINGSNUMMES 

Internat. klassif. 
Oatun van verlenlng 



1010339A3 

09600527 

E04F B16B 

02 Juni 1998 



D* Minister van Economitciis Zaic«n, 



Sz§JdS?held'';itlk;ii2f °P uitvindlngsoctroolen 

SfiiL^P Kon^kliJk'Beslult van 2 Deceaber 1986, betreffende het aanvraaen 
verlenen en In stand houden van uitvindlngsoctroolen, inzoSerheld artl^i!*28i 
ll^JSn? fw^'irioSs door de Dienst voor IndustriSle Elgendo. op 



BESLUIT : 

JoOO^InTWERPEn!'* '• ^ BOCKSTAEL, Arenbergstraat, 13 - B 



Brussel . 02 Juni 1998 
BtJ SPECIALE jIACHTIGING : 




- 1 - 



01)600527/13 



Vloerbekleding bestaande uit harde vloerpanelen en 
werkwijze voor het vervaardigen van dergelijke vloerpanelen. 

Deze uitvinding heeft betrekking op een vloerbekleding 
bestaande uit harde vloerpanelen, alsmede op een werkwijze 
voor het vervaardigen van dergelijke vloerpanelen. 

m de eerste plaats is de uitvinding bedoeld voor 
zogenaamde laminaatvloeren, doch in het algemeen kan zij 
ook worden aangewend voor andere soorten vloerbekleding, 
die bestaan uit harde vloerpanelen, zoals f ineerparket, 
legklaar parket of andere vloerpanelen die vergeli jkbaar 
zijn met laminaatvloer. 

Het is bekend dat dergelijke vloerpanelen op verschillende 
wijzen kunnen worden aangebracht. 

Volgens een eerste- mogelijkheid worden de vloerpanelen aan 
de onderliggende bodem bevestigd, hetzij door verlijmen, 
hetzij door nagelen. Deze techniek heeft als nadeel dat zij 
vrij omslachtig is en dat wijzigingen achteraf uitsluitend 
kunnen worden aangebracht door de vloerpanelen uit te 
breken. 

volgens een tweede mogelijkheid worden de vloerpanelen los 
op de ondergrond gelegd, waarbij de vloerpanelen onderling 
in elkaar passen door middel van een tand- en 
groefkoppeling, waarbij zij meestal ook in de tand en groef 
worden verlijmd. De hierbij verkregen vloer, ook wel 
zwevend parket genoemd, heeft als voordeel dat hij 
eenvoudig te leggen is en dat het volledige vloeroppervlak 
beweeglijk is wat dikwijls gunstig is om eventuele 
uitzettings- en krimpverschijnselen te ondervangen. 



- 2 - 



Een nadeel bij een vloerbekleding van het hogergenoemde 
type, vooral wanneer de vloerpanelen los op de ondergrond 
worden gelegd, bestaat erin dat bij het uitzetten van de 
vloer en vervolgens terug inkrimpen, de vloerpanelen op 
zich uit elkaar kunnen schulven, waardoor ongewenste voegen 
ontstaan, bijvoorbeeld bij het breken van de lijmverbinding. 

Om aan dit nadeel te verhelpen, werden reeds technieken 
bedacht waarbij metalen verbindingselementen tussen de 
verschillende vloerpanelen worden aangebracht om de 
vloerpanelen bij elkaar te houden. Dergelijke verbindings- 
elementen zijn echter vrij duur in hun fabricatie en 
bovendien is het aanbrengen ervan, of het installeren 
ervan, een tijdrovende bezlgheid. 

De uitvinding beoogt een vloerbekleding die de vobrnoeinde 
nadelen niet vertoont. 

De uitvinding beoogt eveneens een vloerbekleding die het 
voordeel vertoont dat geen fouten bij het leggen, zeals 
spleten en dergelijke, kunnen worden gecreSerd. 

Verder beoogt de uitvinding eveneens een vloerbekleding 
waarbij het achteraf ontstaan van spleten wordt 
uitgesloten, zoniet optimaal wordt tegengewerkt , waardoor 
tevens de kans op indringing van vuil en vocht wordt 
geminiroaliseerd . 

Tot dit doel betreft de uitvinding een vloerbekleding, 
bestaande uit harde vloerpanelen die minstens aan de randen 
van twee tegenovereenliggende zijden voorzien zijn van met 
elkaar samenwerkende koppeldelen, hoofdzakelijk in de vorm 
van een tand en een groef, daardoor gekenmerkt dat de 
koppeldelen voorzien zijn van geintegreerde mechanische 



- 3 - 



u o u U U O 4 



vergrendelingsmiddelen die het uiteenschuiven van twee 
gekoppelde vloerpanelen in een richting loodrecht op de 
betref fende randen en parallel aan de onderzijde van de 
gekoppelde vloerpanelen verhinderenj dat de koppeldelen en 
vergrendelingsmiddelen 66ndelig zijn uitgevoerd met de kern 
van de vloerpanelen; dat de koppeldelen een zodanige vorm 
vertonen dat twee opeenvolgende vloerpanelen uitsluitend 
door klikken en/of wentelen in elkaar kunnen worden 
gevoegd, waarbij ieder volgend vloerpaneel zijdelings 
invoegbaar is in het vorige; dat die koppeldelen voorzien in 
een spelingvrije inhaking volgens alle richtingen in het 
vlak loodrecht op de voornoemde randen; dat het eventuele 
verschil tussen de bovenste en onderste lip van de lippen 
die de voornoemde groef begrenzen , gemeten in het vlak van 
het vloerpaneel en loodrecht op de langsrichting van de 
grdef, kleiner is dan 66n maal de totale dikte; dat de 
totale dikte van ieder betref fend vloerpaneel groter of 
gelijk is aan 5 mm; en dat het basismateriaal van de 
vloerpanelen, waaruit de voornoemde kern en vergrendelings- 
middelen zijn gevormd bestaat uit een gemalen en door 
middei van een bindmiddel of door versmelting tot 46n massa 
samengevoegd product en/of uit een product op basis van 
kunststof en/of uit een spaanplaat met fijne spaanders. 

Door het feit dat de koppeldelen voorzien in een 
spelingvrije inhaking, alsmede door het feit dat deze 
koppeldelen 66ndelig zijn vervaardigd uit het basis- 
materiaal van de vloerpanelen, kan steeds een perfecte 
aansluiting tussen aaneengrenzende vloerpanelen worden 
gewaarborgd, ook bij herhaaldelijk uitzetten en inkrimpen 
van het vloeroppervlak. 

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorra best aan de 
vloerpanelen uit langwerpige panelen en worden de- hiervoor 



- 4 - 



beschreven koppeldelen langs de langszijden van deze 
panelen toegepast. 

Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm worden ook aan de 
andere twee zijden koppeldelen voorzien, al dan niet van 
een andere constructie als hiervoor beschreven. 

In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm zal voor het 
basismateriaal gebruik worden gemaakt van het voornoemde 
gemalen en door middel van het bindmiddel tot 66n massa 
samengevoegd product. Meer speciaal nog zal voor de kern 
gebruik worden gemaakt van fijn gemalen hout dat bij 
voorkeur verlijmd, meer speciaal watervast verlijmd, is. 
Nog meer in het bijzonder zal voor de kern gebruik worden 
gemaakt van zogenaamde HDF-plaat (High Density Fibreboard) 
of HDF-plaat (M^dliiim Density Fibreboard) . 

Het f eit dat de uitvinding wordt toegepast op vloerpanelen 
waarvan het basismateriaal bestaat uit het hiervoor 
beschreven materiaal, biedt het voordeel dat bij de 
vejn*erking van dit materiaal zeer gladde oppervlakken 
worden verkregen, waardoor zeer precieze koppelingen kunnen 
worden verwezenli jkt, wat vooral belangrijk is in het geval 
van een spelingldze klikverbinding en/of draaiverbinding. 
Ook kunnen zeer bijzondere vormen van koppeldelen zeer 
gemakkelijk tot stand worden gebracht, daar de voornoemde 
materiaalsoorten zich bijzonder gemakkelijk laten verwerken. 

De uitvinder heeft eveneens vastgesteld dat voornoemde 
materialen, in het bijzonder HDF en MDF, ideale 
eigenschappen vertonen ora een verbinding zoals voornoemd te 
realiseren, daar deze materialen de juiste eigenschappen 
vertonen qua elastische vervorming om, enerzijds, een 
klikeffect te realiseren, en anderzijds, op Elastische 



- 5 - 



wijze uitzettings- en krimpkrachten op te vangen, zonder 
dat de vloerpanelen uit elkaar schieten of onherroepelijk 
beschadigd worden. 

In het geval dat voor de kern gebruik gemaakt wordt van een 
materiaal op basis van kunststof, kan hiertoe zowel gebruik 
worden gemaakt van massieve kunststof als een mengsel van 
kunststof, eventueel samengesteld uit gerecycleerde materi- 
alen. 

De vloerbekleding wordt bij voorkeur geyormd door de 
vloerpanelen lijmloos in elkaar te voegen. Hierbij zijn de 
verbindingen van dergelijke aard dat de vloerpanelen terug 
kunnen worden uiteengehaald zonder deze te beschadigen, 
zodat zij bijvoorbeeld bij een verhuis kunnen worden 
meegenomen om terug herplaatst te worden. Het is evenWcil 
duidelijk dat een verlijming tussen tand en groef hiet 
wordt uitgesloten. 

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze 
voor het vervaardigen van de voornoemde vloerpanelen die 
het voordeel biedt dat de tanden en/of groeven, inclusief 
de erbij behorende vergrendelingsmiddelen, probleemloos aan 
hoge productiesnelheden aan de vloerpanelen kunnen worden 
aangebracht. Meer speciaal beoogt zij een werkwijze die 
toelaat dat de vrij ingewikkelde vormen van de tand en 
groef van de voornoemde vloerpanelen volledig kunnen worden 
verwezenlijkt met frezen waarvan de diameter onafhankelijk 
van de te realiseren vorm te kiezen is , zodat het gebruik 
van kleine frezen, bijvoorbeeld vingerf rezen, met diameters 
kleiner dan de diepte van de groef of tand kan worden 
uitgesloten. 



^ 6 - 



I 

Hiertoe vertoont deze werkwijze het kenmerk dat de tand 
en/of groef wordt veirwezenlijkt door middel van een 
freesproces met mlnstens twee opeenvolgende freesgangen 
door middel van f rezen die onder verschillende hoeken Staan 
opgesteld ten opzichte van het betref f ende vloerpaneel . 
Tijdens ieder van 7 de voornoemde freesgangen wordt bij 
voorkeur telkens in hoofdzaak de uiteindelijke vorm van 6dn 
flank, hetzij van de tand, he^tzij van de groef, 
gerealiseerd. 

Voor de voornoemde twee freesgangen worden aldus frozen 
aangewend die buiten de groef, respektievelijk tand steken. 
Meer speciaal nog zullen de diameters van deze f re^en 
minstens 5 maal en beter nog minstens 20 maal groter zijn 
dan de dikte van de vloerpanelen . 

Het gebruik van f rezen die de voornoemde diameters 
vertonen, heeft als voordeel dat de normale productie- 
snelheden kunnen gehandhaafd blijven die bij het frezen van 
een klassieke rechte tand en groef 00k worden toegepast. 
Ook ontstaat het voordeel dat de installatie van dergelijke 
frezen weinig of geen meerkost met zich meebrengt, daar 
dergelijke frezen rechtstreeks op een motoras kunnen worden 
geplaatst en/of de gebruikelijke machines kunnen worden 
aangewend. 

Met het inzicht , de kenmerken volgens de uitvinding beter 
aan te tonen, zijn hierna als voorbeeld zonder enig 
beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoerings- 
vormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande 
tekeningen, waarin : 

figuur 1 een vloerpaneel van een vloerbekleding vol- 
gens de uitvinding weergeeft; 



- 7 - 



0i>60(>5t:7 



figuur 2 op een grotere schaal een doorsnede weergeeft 
volgens lijn II-II in figuur 1? 

figuren 3 en 4 weergeven hoe twee vioerpanelen met 
koppeldelen volgens figuur 2 in elkaar passen; 
figuur 5 op een grotere schaal een doorsnede vieergeeft 
volgens lijn V-V in figuur 1; 

figuren 6 en 7 weergeven hoe twee vloerpanelen met 
koppeldelen volgens figuur 5 in elkaar passen? 
figuren 8 tot 11 nog een aantal varianten weergeven 
van koppeldelen van vloerpanelen volgens de uitvinding; 
figuur 12 schematisch weergeeft hoe de vloerdelen 
kunnen worden voorzien van koppeldelen; 
figuur 13 een doorsnede weergeeft volgens lijn 
XIII-XIII in figuur 12; 

figuren 14 tot 21 op grotere schaal en in doorsnede de 
ingrijping weergeeft van de frezen die in figuur 12 
met pijlen F 14 tot F21 zijn aangeduid. 

De uitvinding heeft betrekking op een vloerbekleding die 
samengesteld is uit harde vloerpanelen 1, bijvoorbeeld 
zoals afgebeeld in figuur 1. 

Deze vloerpanelen 1 kunnen van verschillende vorm zijn, 
bijvoorbeeld rechthoekig of vierkant, of van enige andere 
vorm. 

In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm zullen zij 
worden uitgevoerd in een langwerpige vorm, zoals afgebeeld 
in figuur 1, bijvoorbeeld met een lengte van 1^2 meter. 
De dikte kan uiteraard ook varieren, doch bedraagt bij 
voorkeur 0,5 k 1,5 cm, en meer speciaal 0,8 cm. 

leder vloerpaneel 1 is minstens aan de randen van twee 
tegenovereenliggende zijden 2-3 voorzien van koppeldelen 



- 8 - 



Oi; 60 052 7 



4-5, die toelaten dat twee aaneengrenzende vloerpanelen 1 
aan elkaar kurinen worden gekoppeld. 

Volgens de uitvinding zijn de koppeldelen 4-5, zoals 
weergegeven in de £iguren 2 tot 4, voorzien van 
gelntegreerde mechanische vergrendelingsmiddelen 6 die het 
uiteenschuiven van twee gekoppelde vloerpanelen 1 in een 
richting O loodrecht op de betre££ende zijden 2-3 en 
parallel aan de onderzijde 7 van de gekoppelde vloerpanelen 
1 verhinderen; zijn de koppeldelen 4-5 eh de 
vergrendelingsmiddelen 6 66ndelig uitgevoerd met de kern 8 
van de vloerpanelen 1; vertonen de koppeldelen 4-5 een 
zodanige vorai dat twee opeenvolgende vloerpanelen 1 
uitsluitend door klikken en/of wentelen in elkaar kunnen 
worden gevoegd, waarbij ieder volgend vloerpaneel 1 
zijdelings invoegbaar is in het vorige; en voorzien de 
koppeldelen 4-5 in een spelingvrije inhaking volgens alle 
richtingen in het vlak dat zich loodrecht op de voornoemde 
randen bevindt. 

In het geval van vloerpanelen 1 met een langwerpige vorm, 
zoals afgebeeld in figuur 1, bevinden de betreffende 
koppeldelen 4-5 zich aan de langsgerichte zijden 2-3. 

De koppeldelen 4-5 kunnen in verschillende vormen worden 
uitgevoerd, alhoewel de basisvormen hiervan steeds zullen 
gevormd worden door een tand 9 en een groef 10. 

In de uitvoeringsvorm van figuren 2 tot 4 is het 
betreffende vloerpaneel 1 uitgerust met koppeldelen 4-5 en 
vergrendelingsmiddelen 6 die toelaten om twee vloerpanelen 
1 door middel van een wentelbeweging, zonder dat enig 
klikeffect optreedt, in elkaar te voegen. 



- 9 - 



De vergrendelingsmiddelen 6 bestaan in het weergegeven 
voorbeeld uit een eerste vergrendelingselement 11, gevonnd 
door een uitsteeksel met een gekromde bolle vorm aan de 
onderzijde 12 van de tand 9, en een tweede 
vergrendelingselement 13, gevormd door een uitsparing met 
een gekromde holle vorm in de onderste wand 14 van de groef 



10. 



De vergrendelingselementen 11-13 zorgen er voor dat twee 
aan elkaar gekoppelde vloerpanelen 1 geen zijdelingse 
beweging in het horizontale vlak ten opzichte van elkaar 
kunnen uitvoeren. 

om te veirkrijgen dat twee vloerpanelen 1 door middel van 
een wentelbeweging in elkaar kunnen geschoven worden, zijn 
de krommihgen bij vodrkeur cirkelvbrmig. De onderzijde 12 
vertoont een kromming met een straal Rl waarvaii het 
middelpunt samenvalt met de bijhorende bovenrand 15 van het 
vloerpaneel 1, terwijl de onderste wand 14 een kromming met 
een straal R2 vertoont, die gelijk is aari de straal Rl, 
doch waarvan het middelpunt samenvalt met de bijhorende 
bovenrand 16. Ook kunnen stralen Rl en R2 worden toegepast 
die groter of kleiner zijn dan de afstand tot de bovenrand 
15, respectievelijk 16 en/of die onderling verschillend 
zijn in grootte. 

De bovenzijde 17 van de tand 9 en de bovenste wand 18 van 
de groef 10 zijn bij voorkeur vlak en bevinden zich bij 
voorkeur in het horizontale vlak. 

De kopse zijden 19 en 20 van de tand 9 en de groef 10 van 
twee in elkaar gevoegde vloerpanelen 1 sluiten bij voorkeur 
niet tegen elkaar aan, zodanig dat hiertussen een ruimte 21 



- 10 - 



0ii60U527 



oritstaat waarin eventuele stofresten of dergelijke kunnen 
worden weggedrukt door de tand 9. 

De tand 9 en de groef 10 vertonen bi j voorkeur vormen die 
aan elkaar complementair zijn» zodanig dat de tand 9 in de 
in66ngevoegde toestand van twee vloerpanelen 1 precies 
aansluit tegen de bovenste wand 18 en de onderste wand 14 
van de groef 10, waardoor een druk P uitgeoefend op de 
bovenste lip 22, niet alleen door deze lip 22, doch door de 
volledige structuur wordt opgevangen, daar deze druk zich 
doorheen de tand 9 en de onderste lip 23 kan voortplanten. 

Het is wel duidelijk dat een aantal kleine afwijkingen op 
deze complementaire vonhen kunnen voorkomen die evenwsl 
geen of vrijwel geen invloed hebben op het opvangen en 
overdragen van drukkrachten. 2o bijvoorbeeld kan een 
afschuining 24 en een uitsparing 25 worden voorzien, zoals 
afgebeeld in de figuren 2 tot 4, waardoor verkregen wordt 
dat de opeenvolgende vloerpanelen 1 geroakkelijk in elkaar 
kunnen worden geschoven, zonder dat eventuele bramen of 
dergelijke de goede ineenpassing bemoeilijken. 

Zoals weergegeven in de figuren 5 tot 7 kunnen de 
vloerpanelen 1 volgens de uitvinding ook langs de zijden 
26-27 die zich haaks op de zijden 2-3 bevinden, worden 
voorzien met koppeldelen 28-29, die eveneens vergrende- 
lingsmiddelen 30 vertonen. De koppeldelen 28-29 zijn bij 
voorkeur ook uitgevoerd in de vorm van een tand 31 en een 
groef 32. De vergrendelingsmiddelen 30 hoeven hierbij niet 
van dezelfde aard te zijn dan de vergrendelingsmiddelen 6. 

Bij voorkeur worden aan de zijden 26-27 wel vergrendelings- 
middelen aangewend die een ineenvoeging en vergrendeling 
toelaten louter door een trans latiebeweging T zoals 



- 11 - 



0i^600527 



afgebeeld in de figuren 6 en 7. De vergrendelingsmiddelen 
30 bestaan tot dit doel uit een klikverbinding met achter 
elkaar aangrijpende vergrendelingselementen 33 en 34. 

zoals weergegeven in de figuren 5 tot 7 bestaat het 
vergrendelingselement 33 bij voorkeur uit een uitsteeksel 
aan de onderzijde 35 van de tand 31 dat kan plaatsnemen in 
een uitsparing 36 in de onderste wand 37 van de groef 32. 
Het vergrendelingselement 34 wordt gevormd door het 
opstaand gedeelte dat de uitsparing 36 begrenst. 

De vergrendelingselementen 33-34 vertonen contactvlakken 
38-39 die parallel zijn aan elkaar en zich bij voorkeur 
schuin uitstrekken, volgens een richting die het 
ineenklikken vergemakkelijkt. De raaklijn L die bepaald 
wordt door de contactvlakken 38-39 maakt hierbij een hoek A 
met de onderzijde 7 die kleiner is dan 90'». 

De vergrendelingselementen 33-34 zijn bij voorkeur voorzien 
van afschuiningen 40 en 41 die bij het ineenvoegen van twee 
vloerpanelen 1 met elkaar samenwerken zodanig dat de 
vergrendelingselementen 33-34 gemakkelijk over elkaar 
kunnen worden gedrukt tot zij door middel van een 
klikeffect achter elkaar aangrijpen. 

De dikte Wl van de tand 31 stemt bij voorkeur overeen met 
de breedte W van de groef 32, zodanig dat de bovenste lip 
42 bij het uitoefenen van een druk P ondersteund wordt door 
de tand 31, die op zijn beurt dan weer ondersteund wordt 
door de onderste lip 43. 

Analoog aan de afschuining 24 en uitsparing 25, zijn ook 
aan de randen 28-29 een uitsparing 44 en een afschuining 45 
voorzien. 



- 12 - 



Opgemerkt wordt dat zulke kllkkoppeling ook aan de randen 
2-3 kan worden toegepast. Hlerbij kan dit een kllkkoppeling 
zljn analoog aan deze van de flguren 5 tot 7, doch kan dlt 
ook een kllkkoppeling zljn waarblj andere vormeh van 
koppeldelen worden aangewend, bljvoorbeeld zoals Is 
weergegeven In de flguren 8 en 9. In tegenstelllng tot de 
vergrendellngselementen 33-34, die bestaan ult vrlj 
plaatSjBlljke ultsteeksels, wordt In de ultvoerlngsvormen 
van de flguren 8 en 9 gebrulk gemaakt van 
vergrendellngselementen 46-47 die zich in vergelij king tot 
de volledlge breedte B van de koppellng over een vrlj grote 
af stand ultstrekken. 

^ .. ■ 

De vergrendellngselementen 46-47 zljn in dit geval eveneens 
aangebracht aan de onderzljde 12 van de tand 9 en de 
ondiarste wand 14 van de groef 10. 

Volgens figuur 8 vertonen de vergrendellngselementen 46-47 
contactvlakken 48-49 die haaks staan op het vlak van het 
vloerpaneel 1. Hlerbij wordt een koppellng verkregen die 
bijzonder vast in elkaar zit. 

Zoals weergegeven in figuur 9 kunnen de vergrendellngs- 
elementen 46-47 eventueel zodanig worden ultgevoerd dat in 
hoofdzaak slechts een lijncontact ontstaat, bljvoorbeeld 
door dat de naar elkaar gerichte contactvlakkken zljn 
ultgevoerd met verschlllende krommingen. 

De naar elkaar toe gerichte vlakken van de vergrendellngs- 
elementen 46-47 bestaan hlerbij ult gekromde vlakken. De 
raaklijn L maakt een hoek A die klelner is dan 90", en 
beter nog klelner is dan 45*. 



- 13 - 



0^600527 



Het vergrendelingselement 46 vertoont hierbij bij voorkeur 
twee gedeelten met een verschillende kroroming, enerzijds 
een gedeelte 50 met een sterke glooiing, en anderzijds, een 
gedeelte 51 met een zwakke glooiing. Het. gedeelte 50 met de 
sterke glooiing zorgt er voor dat een stevige koppeling 
wordt gevormd. Het gedeelte 51 met de zwakke glooiing laat 
toe dat de koppeldelen 4-5 gemakkeli jk in elkaar kunnen 
worden gebracht. De spatie S vonnt een ruimte die plaats 
biedt aan stof en dergelijke dat daar eventueel bij het 
samenvoegen van twee vloerpanelen 1 tussen terechtkomt. 

In het geval van een klikverbinding, bijvoorbeeld een 
verbinding zoals is weergegeven, in de f iguren 7 tot 9, 
vertoont de tand 9-31 bij voorkeur steeds een naar onder 
toe verdikte vorm die met een verwi jding in de groef 10 kan 
samenwerken . 

In figuur 10 is een variante weergegeven waarbij minstens 
ter plaatse van de bovenranden 15-16 een dichtingsmateriaal 
52 is aangebracht, waardoor een waterdichte dichting kan 
worden verzekerd. Dit dichtingsmateriaal 52 kan bestaan uit 
een strip of bekleding die op voorhand aan het vloerpaneel 
1, hetzij aan 6§n of beide bovenranden 15-16 is aangebracht. 

In figuur 11 is nog een variante weergegeven, waarbij de 
vergrendelingsmiddelen 6 gevormd worden door een omhoog 
gericht gedeelte 53 aan de tand 9, dat door een 
wentelbeweging achter een naar beneden gericht gedeelte 54 
aan de bovenste wand 18 komt te zitten. Meer speciaal wordt 
dit verwezenlijkt door de bovenzijde 17 en de bovenste wand 
18 uit te voeren met een kromming R3 waarvan het middelpunt 
zich aan de randen 15-16 bevindt en de onderzijde 12 en de 
onderste wand 14 uit te voeren met een straal R4 waarvan 
het middelpunt eveneens gelegen is op respectievelijk de 



- 14 - 



bovenranden 15 en 16. Deze stralen R3-R4 kunnen ook anders 
gekozen worden. 

In het algemeen zal volgens de uitvinding het verschil 
tussen, enerzijds, de straal Rl, respectievelijk R3, en 
anderzijds, de striaal R2, respectievelijk R4, bij voorkeur 
niet groter zijn dan 2 mm. 

Ook geniet het de voorkeur dat het middelpunt van deze 
stralen binnen de cirkel CI, respectievelijk C2 is gelegen 
die zich met een straal R5 van 3 mm rond de bovenrand 15, 
respectievelijk 16 uitstrekt, zoals bijvoorbeeld aangeduid 
is in figuur 2 . 

Tenslotte wordt opgemerkt dat, volgens de uitvinding de 
onderste lip 23-43 zoals weergegeven in de figuren 5 tot 7 
langer kan uitgevoerd zijn dan de bovenste lip 22-42. Dit 
heeft als voordeel dat de koppeldelen 4-5-28-29 
gemakkelijker kunnen worden verwezenli jkt door middel van 
een frees of dergelijke. Bovendien vergeraakkeli jkt dit het 
ineenvoegen van twee vloerpanelen 1, daar ieder volgend 
vloerpaneel 1 bij het aanbrengen kan neergelegd worden op 
de uitstekende onderste lip 23-43 > waardoor de tand 9-31 en 
de groef 10-32 automatisch tegenover elkaar gepositioneerd 
worden. 

De uitvoeringen waarbij de onderste lip 23 gelijk is aan, 
of korter is dan, de bovenste lip 22 bieden dan weer het 
voordeel dat aan de uiterste rand van de vloer geen 
uitstekende lip 23 blijft bestaak welke voor problemen in 
de afwerking kan zorgen. 

Om een vlotte montage toe te laten, om de nodige 
stabiliteit en stevigheid te verzekeren en om de 



- 15 - 



hoeveelheid weg te frezen materiaal beperkt te houden, zal 
het verschil E tussen de bovenste lip 22-42 en de onderste 
lip 23-43, geineten in het vlak van het vloerpaneel en 
loodrecht op de langsrichting van de groef 10 steeds 
kleiner gehouden worden dan 6iSn maal de totale dikte F van 
het vloerpaneel 1. Deze totale dikte F zal onwille van de 
stabiliteit nooit kleiner zijn dan 5 mm. 

Volgens een bijzondere > uitvoeringsvorm bevindt de 
middellijn Ml doorheen de tand 9 en de groef 10 zich lager 
dan het midden M2 van het vloerpaneel 1, zodanig dat de 
bovenste lip 22-42 dikker is dan de onderste lip 23-43. Dit 
is vooral belangrijk bij klikverbindingen, omdat dan de 
onderste lip 23-43 verbuigt, zodat de bovenzijde van het 
vloerpaneel 1 gevrijwaard blijft van eventuele vervormingen. 

Zoals uiteengezet in de inleiding wordt voor de kern 8 een 
materiaal gekozen uit volgende reeks : 

-een gemalen en door middel van een biridmiddel of 
door versmelting tot 66n raassa samengevoegd produkt; 

-een produkt op basis van kunststof ; 

-spaanplaat met fijne spaanders. 

De uitvinding bewijst, orawille van de in de inleiding 
uiteengezette redenen, vooral haar nut bij laminaatparket . 

Zoals weergegeven in de voorbeelden van de figuren 2 tof 11 
bestaat zulk laminaatparket bij voorkeur uit een kern 8 uit 
MDF-plaat, HDF-plaat of dergelijke, waarbij minstens aan de 
bovenzijde van deze kern 8 66n of meer materiaallagen zijn 
aangebracht. 

Meer speciaal geniet het de voorkeur dat het laminaatparket 
voorzien is van een dessinlaag 55 en. een beschermende 



- 16 - 



toplaag 56. De dessinlaag 55 is een met hars gexmpregneerde 
laag, bijvoorbeeld ult papier, die kaii bedrukt zijn met 
allerlei motieven, zoals een houtmotief, een motief in de 
vorm van steen, kurk of dergelijke of zelfs met een 
fantasiemotief . De beschezmende toplaag 56 bestaat bij 
voorkeur eveneens ult een met hars, bijvoorbeeld 
melaminehars , doordrenkte laag, uit een transparant 
materiaal. 

Het is duidelijk dat nog andere lagen kunnen worden 
toegepast, zoals een tussenlaag 57 waarop de dessinlaag 55 
is aangebracht. 

Bij voorkeur zal ook een onderlaag 58 aan de onderzijde 7 
worden toegepast die een tegengewicht vormt aan de 
bovenlagen en zodoende de vormstabiliteit van het 
vloerpaneel 1 verzekert. Deze onderlaag 58 kan bestaan uit 
een met hars,, bijvoorbeeld een melaminehars , geimpregneerd 
materiaal, bijvoorbeeld papier. 

Zoals schematisch in f iguur 12 is weergegeven worden de 
tand 9 en groef 10, en bij voorkeur ook de tand 31 en de 
groef 32 aangebracht door middel van een freesproces. In 
het geval dat aan alle vier zijden een pro filer ing dient te 
worden aangebracht, zullen de vloerpanelen 1 bij voorkeur 
volgens twee haakse bewegingen VI en V2 worden verplaatst, 
waarbij tijdens de eerste beweging prof ileringen aan twee 
tegenovereenliggehde randen worden aangebracht, in dit 
geval de langsranden, door middel van freesinstallaties 
59-60, terwijl tijdens de tweede beweging prof ileringen aan 
de andere randen, in dit geval de kopse randen, worden 
aangebracht door middel van freesinstallaties 61-62. 
Tijdens deze bewerkingen liggen de vloerpanelen 1 bij 
voorkeur met de dessinlaag naar onderen. 



- 17 - 



0^6005:^7 



Volgens een belangrijk kenmerk van de uitvinding wordt 
iedere betreffende tand 9-31 en groef 10-32 verwezenlijkt 
door middel van een freesproces met minatens twee 
opeenvolgende freesgangen door middel van frezen die onder 
verachillende hoeken staan opgesteld ten oE>zichte van het 
betreffende vloerpaneisl 1. 

Dit wordt verduidelijkt in de figuren 13, 14 en 15, waarin 
is weergegeven hoe een groef 10 wordt verwezenlijkt door 
middel van twee freesgangen met behulp van twee frezen 63 
en 64. Figuren 16 en 17 geven weer hoe de tand 9 wordt 
verwezenlijkt door middel van frezen 65 en 66. 

De figuren 18-19 en 20-21 geven geli jkaardige zichten weer, 
die aantonen hoe de groef 32 en de tand 31 worden 
verwezenlijkt met onder hoek gestelde frezen 67-68 en 69-70* 

Tijdens ieder van de voornoemde freesgangen wordt telkens 
in hoofdzaak de uiteindelijke vorm van 66n flank 
gerealiseerd. Zo bijvoorbeeld bepaalt de frees 63 van 
figuur 14 de uiteindelijke vorm van de onderste flank 71 
van de groef 10, terwijl de frees 64 de uiteindelijke vorm 
bepaalt van de bpvenste flank 72. 

Zoals vermeld in de inleiding zullen bij voorkeur frezen 63 
tot 72 worden aangewend die diameters G vertonen die 
minstens 5, en beter nog minstens 20 maal groter zijn dan 
de dikte P van de vloerpanelen 1. 

Naast de genoemde frezen worden bij voorkeur nog andere 
frezen aangewend, bijvooibeeld om tijdens een eerste 
voorbewerking reeds een deel van het te yerwijderen 
mater iaal weg te nemen. 



- 18 - 



De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als 
voorbeeld beschreven en in de f iguren weergegeven 
uitvoeringsvormen, doch dergelijke vloerbekleding en de 
hierbij horende vloerpanelen 1 kunnen in verschillende 
voxmen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het 
kader van de uitvinding te treden. 

Zo bij voorbeeld kunnen de verschillende kenmerken die aan 
de hand van de weergegeven uitvoeringsvormen zijn 
beschreven al dan niet onderling met elkaar Worden 
gecombineerd . 



~ 19 - 



Conlusies . 



1.- vloerbekleding, bestaande uit harde vloerpanelen (1) 
die minstens aan de randen van twee tegenovereenliggende 
zijden (2-3) voorzien zijn van met elkaar samenwerkende 
koppeldelen (4-5), hoofdzakelijk in de vorm van een tand 
(9) en een groef (10), daardoor gekenmerkt dat de koppel- 
delen (4-5) voorzien zijn van geintegreerde mechanische 
vergrendelingsmiddelen (6) die het uiteenschuiven van twee 
gekoppelde vloerpanelen in een richting (R) loodrecht op de 
betreffende randen (2-3) en parallel aan de onderzijde (7) 
van de gekoppelde vloerpanelen (1) verhinderen; dat de 
koppeldelen (4-5) en de vergrendelingsmiddelen (6) 66ndelig 
zijn uitgevoerd met de kern (8) van de vloerpanelen (1); 
dat de koppeldelen (4-5) een zodanige vonn vertonen dat 
twee opeenvolgende vloerpanelen (1) uitsluitend door 
klikken en/of wentelen in elkaar kunnen worden gevoegd, 
waarbij ieder volgend vloerpaneel (1) zijdelings invoegbaar 
is in het vorige; dat de koppeldelen (4-5) voorzien in een ' 
spelingvrije inhaking volgens alle richtingen in het vlak 
loodrecht op de voornoemde randen; dat het eventuele 
verschil (E) tussen de bovenste en onderste lip van de 
lippen (22-23) die de voornoemde groef (10) begrenzen, 
gemeten in het vlak van het vloerpaneel (1) en loodrecht op 
de langsrichting van de groef (10), kleiner is dan 66n maal 
de totale dikte (F) van het vloerpaneel (1); dat de totale 
dikte (F) van ieder betreffend vloerpaneel (1) groter of 
gelijk is aan 5 mm; en dat het basismateriaal van de 
vloerpanelen (1), waaruit de voornoemde kern (8) en de 
vergrendelingsmiddelen (6) zijn gevormd bestaat uit een 
gemalen en door middel van een bindmiddel of door 
versmelting tot 66n massa samengevoegd product en/of uit 



- 20 - 



een product op basis van kunststof en/of uit een spaanplaat 
met fijne spaanders. 

2i- Vloerbekledlng volgens conclusie 1, daajcdoor gekenmerkt 
dat het baslsmateriaal bestaat uit HDF-pIaat of MDF-plaat, 
waarbij de koppeldelen (4-5^28-29) en de vergrendelings- 
elementen (11-13-33-34-46-47) uit deze plaat gevormd zijn. 

3 * - Vloerbekleding volgens 66n van de voorgaande . 
conclusies, daardoor gekenmerkt dat de vloerpanelen (1) 
bestaan uit langwerpige panelen en dat de voornoemde 
koppeldelen (4-5) zich aan de langsgerichte zijden (2-3) 
van deze panelen bevinden. 

4 . - Vloerbekleding volgens 66n van de voorgaande 
conclusies, daardoor gekenmerkt dat de vergrende- 
lingsmiddelen (6) hoofdzakelijk bestaan uit een aan de 
onderzijde (12) van de tand (9) aangebracht vergrendelings- 
element (11-33-46) in de vorm van een uitsteeksel en een in 
de onderste wand (14) van de groef (10) gevormd vergrende- 
lingselement (13-34-47) in de vorm van een uitsparing (36) 
en/of een opstaand gedeelte dat door deze uitsparing (36) 
wordt begrensd. 

5. - Vloerbekleding volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt 
dat de vergrendelingselementeh (11-13^46-47) in doorsnede 
een gekromde vorm vertonen. - 

6. - Vloerbekleding volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt 
dat de onderzijde (12) van de tand (9) een kroroming met een 
straal (Rl) vertoont waarvan het middelpunt samenvalt met 
de betreffende bovenrand (15) van het vloerpaneel (1) en 
dat de onderste wand (14) van de groef (10) een overeen- 



-21- l)ii6005*^7 

stemmende kromming vertoont met een straal (R2) die gelijk 
is aan de voornoemde straal (Rl) van de tand (9). 

7. - Vloerbekleding volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt 
dat het verschil tussen, enerzijds, de straal van de 
kromming aan de tand en, anderzijds, de straal van de 
kromming aan de groef maximum 2 mm is en dat ieder 
respectievelijk middelpunt dat bij deze stralen behoort 
binnen de cirkel (C1-C2) is gelegen die zich met een straal 
(R5) van 3 mm rond de bijhorende bovenrand (1-16) uitstrekt. 

8. - Vloerbekleding volgens 66n van de voorgaande 
conclusies, daardoor gekenmerkt dat de koppeldelen (4-5) en 
de vergrendelingsmiddelen (6) gevormd zijn uit een tand (9) 
en een groef (10) waarvan de vormen hoofdzakeli jk 
complementair zijn. 

9. - Vloerbekleding volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt 
dat de koppeldelen. (4-5) voorzien zijn van vergrendelings- 
elementen (33-34-46-47) die een klikverbinding toelaten. 

10. - Vloerbekleding volgens conclusie 9, daardoor 
gekenmerkt dat de vergrendelingselementen (33-34-46-47) 
zodanig zijn uitgevoerd dat de raaklijn (L) die bepaald 
wordt door hun contactvlakken een hoek (A) maakt met de 
onderzijde (7) van de vloerpanelen, die kleiner is dan 90*. 

11. - Vloerbekleding volgens conclusie 10, daardoor 
gekenmerkt dat de vergrendelingselementen (46-47) in een 
lijncontact voorzien, doordat de naar elkaar gerichte 
contactvlakken zijn uitgevoerd met verschillende krommingen. 



12.- Vloerbekleding volgens conclusie 11, daardoor 
gekenmerkt dat de onderzijde (12) van de tand (9) minstens 



- 22 - 



twee gedeelten (50-51) met een verschillende kromming 
vertoont, respectievelijk een gedeelte (50) met een sterke 
glooiing dat de vergrendeling verzorgt, en een gedeelte 
(51) met een zwakke glooiing dat het in elkaar schuiven van 
de koppeldelen (4-5) vergemakkelijkt. 

13. - Vloerbekleding volgens 66n van de voorgaande 
conclusies, daardoor gekenmerkt dat de vloerpanelen (1) 
eveneens aan de zijden (26-27) die haaks staan op de 
voornoemde zijden (2-3) zijn voorzien van koppeldelen 
(28-29), waarbij zulke koppeldelen (28-29) door een 
klikverbinding in elkaar passen. 

14. - Vloerbekleding volgens 66n van de voorgaande 
conclusies, daardoor gekenmerkt dat de koppeldelen 
(4-5-28-29) zijn uitgevoerd in de vorm van een tand (9-31) 
en een groef (10-32) en dat de lip (23-43) die de 
bnderzijde van de groef (11-32) begrenst zich verder 
uitstrekt dan de lip (22-42) die de bovenzijde van de groef 
(10-32) begrenst. 

is.- Vloerbekleding volgens 66n van de voorgaande 
conclusies, daardoor gekenmerkt dat de vloerpanelen (1) 
zijn uitgevoerd als laminaatparket , waarbij op de kern (8) 
§6n of meer lagen, waaronder een dessinlaag (55), zijn 
aangebracht en waarbij aan de onderzijde (7) een onderlaag 
(58) is aangebracht. 

16.^ Vloerbekleding volgens 66n van de voorgaande 
conclusies, daardoor gekenmerkt dat de vloerpanelen (1) 
lijmloos in elkaar zitten, zodanig dat zij terug kunnen 
worden uiteengehaald en worden herbruikt. 



- 23 - 



17. - Werkwijze voor het vervaardigen van vloerpaneien zoals 
beschreven in 66n van de voorgaande conclusies, daardoor 
gekenmerkt dat de tand (9-31) en/of groef (10-32) wordt 
verwezenlijkt door middel van een freesproces met minatens 
twee opeenvolgende freesgangen door middel van frezen 
(63-64-65-66-67-68-69-70) die onder verschillende hoeken 
staan opgesteld ten opzichte van het betreffende 
vloerpaneel ( 1 ) . 

18. - werkwijze volgens conclusie 17, daardoor gekenmerkt 
dat tijdens ieder van de voornoemde freesgangen telkens in 
hoofdzaak de uiteindelijke vorm van 66n flank (71-72), 
hetzij van de tand, hetzij van de groef, wordt gerealiseerd. 

19. - Werkwijze volgens conclusie 17 of 18, daardoor 
gekenmerkt dat voor de voorribemde twee freesgangen frezen 
(63-64-65-66-67-68-69-70) worden aangewend die buiten de 
groef (10-32), respektieveli jk tand (9-31) steken, en meer 
speciaal nog diameters (G) vertonen die minstens 5 maal 
groter zijn dan de dikte (F) van de vloerpaneien (1). 

20. - Werkwijze volgens conclusie 19, daardoor gekenmerkt 
dat de voornoemde twee frezen (63-64-65-66-67-68-69-70) 
diameters (G) vertonen die minstens 20 maal groter zijn dan 
de dikte (F) van de vloerpaneien (1). 

21. - Werkwijze volgens 66n van de conclusies 17 tot 20, 
daardoor gekenmerkt dat aan alle vier zijden van het 
vloerpaneel (1) een profilering wordt aangebracht, en dat 
de vloerpaneien (1) volgens twee haakse bewegingen (V1-V2) 
worden verplaatst, waarbij tijdens 66n van de bewegingen 
profileringen aan twee tegenovereenliggende randen worden 
aangebracht, terwijl tijdens de andere beweging 
profileringen aan de kopse randen worden aangebracht. 



- 24 - 




- 25 - 




- 27 - 




- 28 - 




- 31 - 




VERSLAG BETREFFE^a>E HET ONDERZOEK 



opgestdd 
vandeBde 



artikd 21 § I ca 2 
wet op de uhvindingsoctro 



van 28 nuurt 1984 



BO 6122 

BE 9600527 



VAN BELANC ZIJNDE LITERATUUR 



act auHlttMing voor tovcr toilg, na tpeduU 



GB 2 256 023 A (MAGNET HOLDING LTD.) 

* bladzijde 4, regel 22 - bladzijde 7. 
regel 14; figuren 1-5 * 

WO 94 01628 A (NIKKEN SEATTLE. INC.) 

* bladzijde 3, regel 22 - bladzijde 5, 
regel 35; figuren 1-5 * 

DE 30 41 781 A (TERBRACK KUNSTSTOFF GMBH & 

CO KG] 

* bladzijde 8. regel 1 - bladzijde 10, 
regel 13; figuren 1-12 * 

DE 35 44 845 A (LIEBICH) 

* kolom 7. regel 47 - kolom 13, regel 10; 
figuren 1-5 * 

GB 424 057 A (SMITH) 



het gehele document * 

GB 2 117 813 A (OSTROVSKY) 

* bladzijde 2, regel 41 - bladzijde 3, 

regel 81; figuren 1,2 * 



1-4.8. 
13-16 



1-4,8. 
13-16 



1.3,5,8, 
16 



1.3,8 
14,17,18 



E04F15/04 
F16B5/0O 



U3,8. 
13.14. 
16-18,21 



1,3,8 



VANDE 



E04F 
E04B 
E04C 
F16B 



24 Februari 1997 



CATEGORIE VAN DE VERMEIDE UTERATUUR 



Ayiter, J 




AANHANGSEL BEHORENDE BIJ HET RAPPORT BETREFFENDE 
HEX ONDERZOEKNAARDE STAND VAN DETECHNIEK, gr, gio? 
UITGEVOERD IN DE BELGISCHE OCTROOIAANVRAGE NR. || 9509527 




24-02-1997 



In kct rapport 
gmMorf octrMicachrift 




OvcrMkomcndCc) 




GB 2256023 


A 


25-11-92 


GEEN 




wo 9401628 


A 


20-01-94 


US 5295341 A 


22-03-94 


DE 3041781 


A 


24-06-82 


GEEN 




DE 3544845 


A 


19-06-87 


GEEN 




GB 424057 


A 




GEEN 




68 2117813 


A 


19-10-83 


GEEN 





r dit a>BlMi«Mi b cipAiicMrd i« 4* 'OSdd JmcmT M 



AANHANGSEL BEHORENDE BIJ HEX RAPPORT BETREFFENDE 
HEX ONDERZOEK NAAR DE STAND VAN DE TECHNIEK,^ 
UITGEVOERD IN DE BELGISCHE OCTROOIAANVRAGE NR. JJ^^g, 



24-02-1997 



iBiMtnwwt 




Ovciccnlwnend(c) . 
eestkrilKai) 




GB 2256023 


A 


25-11-92 


GEEN 




WO 9401628 


A 


20-01-94 


US 5295341 A 


22-03-94 


DE 3041781 


A 


24-06-82 


GEEN 




DE 3544845 


A 


19-06-87 


GEEN 




GB 424057 


A 




GEEN 




GB 2117813 


A 


19-10-83 


GEEN